Je bent 16 jaar en zwanger, wat nu?  

Als je zwanger bent en je kind wordt geboren, ben je als moeder automatisch belast met het gezag over jouw kind. Bij een minderjarige moeder ligt dit heel anders. De minderjarige moeder is namelijk in beginsel niet bevoegd tot het gezag over haar kind. Zij is immers nog minderjarig! Er is op dan op dat moment geen wettelijke vertegenwoordiger van het kind. Een eventuele vader is immers ook niet automatisch belast met het gezag. Een man heeft enkel automatisch gezag over zijn kind als hij is gehuwd met de moeder. Een minderjarige vrouw kan officieel voor de wet nog niet trouwen. Het kind heeft dan dus geen gezaghebbende ouders.

De moeder kan zonder het gezag geen belangrijke beslissingen nemen over haar kind zoals keuzes over medische ingrepen, medicatie of het aanvragen van een ID document enzovoort. Maar wat dan? Er is voor dit specifieke geval een uitzonderingsregel opgenomen in de wet: de minderjarige moeder kan door de rechter meerderjarig worden verklaard. Maar hoe gaat dat precies in zijn werk?

De moeder van 16 of 17 jaar kan de rechter, middels een advocaat, verzoeken haar meerderjarig te verklaren. Als de moeder meerderjarig wordt verklaard, krijgt de moeder van rechtswege het gezag, zoals bij een volwassen moeder. De minderjarige moeder zal slechts op het gebied van het gezag als meerderjarig worden beschouwd, voor het overige blijft zij minderjarig.

De rechter zal de belangen van de moeder en haar kind afwegen. De rechter zal kijken naar de mogelijkheden van de moeder om het gezag uit te oefenen. Van belang is of de moeder veel hulp nodig zal hebben van professionele instanties of dat zij zelfstandig (met haar omgeving) voor haar kind kan zorgen. Ook kan de recther kijken naar de persoonlijke ontwikkeling van de moeder en of de moeder nog een opleiding wilt volgen. De belangen van het kind worden uiteraard ook getoetst.

De rechter kan de Raad voor de Kinderbescherming vragen een onderzoek te doen naar de persoonlijke situatie van de moeder. De Raad zal dan gesprekken voeren met de moeder, haar omgeving en eventueel betrokken hulpverleners. Naar aanleiding van dit onderzoek zal de Raad de rechter adviseren. Het kan ook zijn dat de rechter tijdelijk een voogd, bijvoorbeeld de opa of oma, benoemd voor het kind totdat de moeder meerderjarig is geworden.

Ook voor zo’n praktisch probleem biedt de wet weer een oplossing! Het is wel alleen voor de minderjarige moeder mogelijk om zich meerderjarig te laten verklaren. Voor de minderjarige vader kent de wet helaas nog geen oplossing.

Mocht u nog vragen hebben over de meerderjarigheidsverklaring of over het gezag in algemene zin, neem dan contact op met ons kantoor.


Kinderen en de coronavaccinatie

In de strijd tegen het coronavirus worden ook kinderen uitgenodigd om te worden gevaccineerd. De gezaghebbende ouders beslissen in beginsel of hun kind wordt gevaccineerd, maar ook de leeftijd van het kind speelt hierin een rol. Er kan een verschil van mening ontstaan tussen de ouders of tussen de ouders en het kind.  Als er conflict is ontstaan, kan de rechtbank een doorslaggevende stem hebben. De ouders en het kind kunnen de rechtbank verzoeken om vervangende toestemming te verlenen voor de vaccinatie. Hieronder zullen wij op basis van rechtspraak per leeftijdscategorie uiteenzetten wie kunnen beslissen over de vaccinatie van kinderen.

 

Van 16 tot 18 jaar

Vanaf zestien jaar kunnen kinderen in beginsel zelf de beslissing nemen om zich te laten vaccineren. Zij hebben geen toestemming meer nodig van de gezaghebbende ouders.

 

Van 12 tot 16 jaar

Voor kinderen tussen de twaalf en zestien jaar geldt dat in beginsel ook de toestemming van de gezaghebbende ouders nodig is voor de vaccinatie, tenzij het kennelijk noodzakelijk is teneinde ernstig nadeel te voorkomen en het kind nog steeds gevaccineerd wil worden. Rechters gaan verschillend om met het eventueel verlenen van vervangende toestemming voor vaccinatie.

September 2021

Een kind van twaalf jaar verzoekt de rechtbank Noord-Nederland om vervangende toestemming te verlenen om zich te laten vaccineren, zodat hij weer veilig bij zijn zieke oma op bezoek kan.[1] Aangezien het in het belang van de samenleving en het kind is om zich te laten vaccineren, verleent de rechtbank de vervangende toestemming voor vaccinatie. Toestemming van de gezaghebbende ouders is dus niet meer nodig.

Oktober 2021

De rechtbank Noord-Nederland verleent wederom vervangende toestemming voor coronavaccinatie, maar dit keer werd het door één van de gezaghebbende ouders verzocht.[2] Het kind van veertien jaar wilde zelf graag gevaccineerd worden, omdat meerdere familieleden COPD hebben. Aangezien de gezondheidsraad de voor- en nadelen van de vaccinatie zorgvuldig heeft afgewogen bij het advies om kinderen te laten vaccineren, verleent de rechtbank de vervangende toestemming voor vaccinatie.

November 2021

De rechtbank Gelderland oordeelt daarentegen dat vervangende toestemming helemaal niet nodig is.[3] Een tiener verzoekt om vervangende toestemming voor coronavaccinatie. Aangezien het kind zich goed had verdiept in de vaccinatie en weloverwogen de beslissing had genomen, was de rechtbank van mening dat het kind geen toestemming nodig had, maar zelf mocht beslissen over de vaccinatie op grond van artikel 7:450 lid 2 BW.

December 2021

De rechtbank Oost-Brabant oordeelt ook dat de vervangende toestemming niet nodig is.[4] Een kind van vijftien had hierom verzocht, omdat haar moeder tegen de vaccinatie was. Het kind had uitvoerig informatie op internet opgezocht en met haar begeleiders van Veilig Thuis overlegd. Volgens de rechter was het kind tot een weloverwogen beslissing gekomen.

 

Van 5 tot 12 jaar

Over de vervangende toestemming voor coronavaccinaties voor kinderen onder de twaalf jaar is nog geen rechtspraak bekend aangezien deze mogelijkheid er pas net is. Het zal bij deze leeftijdscategorie slechts gaan om geschillen tussen de gezaghebbende ouders. Zodra hierover rechtspraak bekend is, komen we hier zeker op terug.

 

Heeft u meer informatie nodig over de vaccinatie van kinderen of bevindt u zich in een conflict hierover? Neem dan contact op met ons kantoor.

 

[1] Rechtbank Noord-Nederland 21 september 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:4096.

[2] Rechtbank Noord-Nederland 1 oktober 2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:4289.

[3] Rechtbank Gelderland 5 november 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:5924.

[4] Rechtbank Oost-Brabant 7 december 2021, ECLI:NL:RBOBR:2021:6862.


Onderhoudsplicht van de stiefouder

Het huidige wettelijk kader voor kinderalimentatie is achterhaald. In dit kader wordt nog uitgegaan van de oude rolverdeling: de ene ouder werkt en de andere ouder zorgt. Ook samengestelde gezinnen vinden nog geen goede plek in het stelsel. Al in 2015 is een wetsvoorstel ingediend om dit kader te wijzigen, maar tot op heden is deze niet in werking getreden. Als het wetsvoorstel in werking treedt, kan de stiefouder niet meer worden verplicht om te voorzien in het levensonderhoud van het kind van zijn of haar echtgenoot/echtgenote of geregistreerd partner.

Op grond van artikel 1:395 BW is de stiefouder gedurende het huwelijk of geregistreerd partnerschap verplicht een bijdrage voor levensonderhoud te verstrekken aan de tot zijn of haar gezin behorende kind(eren) van de echtgenoot/echtgenote of geregistreerd partner. De hoogte van de bijdrage van de stiefouder wordt berekend aan de hand van de behoefte van het kind en de draagkracht van degene(n) met de onderhoudsplicht. Indien meerdere bloed- of aanverwanten verplicht zijn in de levensonderhoud van het kind te voorzien, is ieder van hen gehouden om in een deel van de behoefte van het kind te voorzien.

Dit alles betekent echter niet dat in elk geval de stiefouder verplicht is aan het levensonderhoud van het kind bij te dragen. De bijdrage kan door de rechter worden verminderd of zelfs uitgesloten.

De rechtbank Overijsel oordeelde in 2017 dat de stiefouder niet verplicht was om te voorzien in het levensonderhoud van het kind. De biologische ouders hadden voldoende draagkracht om te voorzien in de behoeften van het kind. Bovendien hadden de stiefouder en de biologische ouder samen ook weer kinderen gekregen en een nieuw gezin gevormd. Een onderhoudsplicht van de stiefouder zou dan bij het gezin extra zwaar vallen.

Ook het Hof Amsterdam oordeelde in 2017 dat de stiefouder niet verplicht was om te voorzien in het levensonderhoud van het kind. De band tussen de biologische ouder en het kind was veel nauwer dan de band die het kind en de stiefouder hadden. De ouder en het kind hadden bijvoorbeeld nog regelmatig contact. De stiefouder was ook pas op een latere leeftijd van het kind in het leven van het kind gekomen. Bovendien vervulde de stiefouder geen echte ‘ouder’ rol.

Al met al staat ons een verandering te wachten met betrekking tot de onderhoudsplicht van stiefouders. Tot de inwerkingtreding van het wetsvoorstel is het raadzaam om goede afspraken te maken over eventuele nieuwe partners bij de scheiding dan wel juridisch advies in te winnen.

 

 


Lijfsdwang voor afdwingen DNA test

Ik heb een tijdje geleden geschreven in mijn column over de mogelijkheid van lijfsdwang in het familierecht. Lijfsdwang is een zeer zwaar dwangmiddel om in te zetten aangezien je iemand een bepaalde periode van zijn vrijheid berooft. Het gebeurt niet vaak dat de rechter in het familierecht lijfsdwang toepast. Ik wil u daarom onderstaande uitspraak niet onthouden.

In deze zaak heeft de rechtbank de moeder twee jaar geleden bevolen onder oplegging van een dwangsom om haar medewerking te verlenen aan het laten afnemen van een DNA test van haar kind. De man dient immers eerst vast te laten stellen of hij de biologische vader is van het kind om vervolgens het kind te kunnen erkennen en omgang met het kind te kunnen hebben. De moeder heeft tot op heden niet meegewerkt aan het laten afnemen van deze DNA test van het kind ondanks de dwangsommen. De vraag in deze procedure is wat de rechter moet doen met deze weigerachtige houding van de moeder.

Zowel de man als het kind hebben het recht op basis van artikel 8 van het Europees verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) om zekerheid te krijgen over de biologische afstamming. De biologische afstamming maakt immers deel uit van de identiteit van een persoon. Als komt vast te staan dat de man de biologische vader is van het kind, betekent dat dat hij een aanmerkelijk gedeelte van zijn identiteit aan de man ontleent. Voor de identiteitsontwikkeling van het kind is het daarom van zwaarwegend belang dat er duidelijkheid komt. De man heeft verzocht om een lijfsdwang op te leggen aan de moeder.

Het is duidelijk dat de opgelegde dwangsom geen effect heeft op de moeder en geen prikkel heeft gegeven om haar medewerking te verlenen. De rechtbank is van mening dat de belangen van de man en het kind zwaarder wegen dan die van de moeder en legt lijfsdwang op aan de moeder. De moeder wordt nog eenmaal 14 dagen de tijd gegeven om haar medewerking alsnog te verlenen en daadwerkelijk een afspraak in te plannen voor het kind. Voor zover de moeder heeft aangevoerd dat lijfsdwang, gelet op de zorg die zij heeft voor haar vijf kinderen, disproportioneel is overweegt de rechtbank dat de moeder het zelf in de hand heeft of toepassing aan de lijfsdwang wordt gegeven. Wil zij het patroon van steeds terugkerende en mogelijke qua duur oplopende ingijzelingstelling doorbreken, dan moet zij zorgen dat zij zo spoedig mogelijk zorgt dat de DNA test wordt afgenomen bij het kind, aldus de rechtbank.

Je ziet in deze zaak dus hoeveel “macht” een moeder heeft en tijd kan rekken. De man moet geduld hebben. De emancipatie van de man is hier nog ver te zoeken.


Maatregelen tegen niet nakoming omgangsregeling (laatste deel)

Indien er van alles geprobeerd is om een contactregeling tussen ouder en kind te laten plaatsvinden maar niets helpt dan is het mogelijk om het strafrecht in te zetten.

Strikt genomen kan alleen een ouder met gezag aangifte doen wegens onttrekking van het kind aan het gezag, strafbaar gesteld in artikel 279 van het wetboek van strafrecht. Er kan sprake zijn van onttrekking van het gezag in verschillende situaties: zoals dat de ene ouder stelselmatig weigert mee te werken aan een contactregeling die is opgelegd door de rechter (sabotage) of dat de ene ouder het kind niet meer terug brengt naar de andere ouder en verhuist naar onbekende bestemming (ontvoering). Ook het “wegduiken” van ouders voor bijvoorbeeld de jeugdzorg bij een ondertoezichtstelling is strafbaar. Een situatie waarbij iemand onderdak biedt aan een kind dat bijvoorbeeld is weggelopen kan ook strafbaar zijn voor degene die het kind onderdak biedt.

Alleen als laatste mogelijkheid bij het frustreren van een omgangsregeling past men in sommige landen gevangenisstraf toe, bijvoorbeeld in België, Engeland, Frankrijk, Canada. In Nederland loopt er al enige jaren een discussie over de rol van het strafrecht in omgangszaken. Voorstanders wijzen erop dat het straffeloos naast zich neerleggen van rechterlijke uitspraken een ondermijning is van de rechtspraak.

In Nederland zie je zelden strafrechtelijke vervolgingen voor frustreren van een omgangsregeling. Dit komt omdat het openbaar ministerie in haar beleid heeft staan dat er eerst civielrechtelijke maatregelen moeten worden toegepast. Deze civielrechtelijke maatregelen heb ik de afgelopen maanden besproken in mijn columns. De rechter weegt dan de specifieke feiten en omstandigheden van het geschil en het belang van het kind af. Vaak hebben beide ouders een aandeel in het conflict. De onderliggende problematiek dient door middel van hulpverlening te worden opgelost. Echter hier gaat veel tijd overheen wat de kans op herstel van het gezag over het algemeen niet vergroot.

Indien de rechter in Nederland toch een straf oplegt is dat vaak een taakstraf. Alleen bij echte ontvoeringszaken worden er gevangenisstraffen opgelegd in Nederland. De rechter houdt bij de strafmaat rekening met de omstandigheden zoals de leeftijd van het kind, of er geweld/bedreiging heeft plaatsgevonden bij de onttrekking en de lichamelijke en psychische gevolgen van de onttrekking van de betrokkenen.

Ook hier zie je weer dat maatwerk van groot belang is. Dit was de laatste bijdrage in deze serie van de mogelijkheden om een omgangsregeling na te komen.
Heb je nog vragen? Je weet ons te vinden!


Maatregelen tegen niet nakoming van een omgangsregeling deel 3

Deze maand de ingrijpende maatregelen van lijfsdwang en wijziging gezag om te proberen het contact met een kind en een ouder te laten plaats vinden.

Als alle “lichtere” maatregelen om het contact tussen een ouder en een kind te hervatten niet werken dan kan het zo zijn dat de rechter dwangmaatregelen oplegt aan de weigerachtige ouder.
Er zijn twee dwangmaatregelen. De minst zware, de dwangsom is vorige maand besproken. Deze is gericht op een financiële prikkel. De andere veel zwaardere dwangmaatregel is de lijfsdwang ofwel gijzeling. De weigerachtige ouder zal dan, in een huis van bewaring (=gevangenis) worden vastgehouden totdat aan de omgangsregeling medewerking wordt verleend. Er zijn dan al vele procedures gevoerd en een dwangsom is niet effectief gebleken. Gijzeling kan inhouden dat de weigerachtige ouder steeds opnieuw wordt opgesloten in de gevangenis, totdat wel medewerking wordt verleend. De rechtbank stelt een maximaal aantal dagen vast dat de ouder moet verblijven in de gevangenis. Vaak worden de dagen in de gevangenis vastgesteld in de periode dat er omgang zou moeten zijn met de andere ouder. Bijvoorbeeld in het weekend bij een weekend regeling met de andere ouder.
De rechter kan lijfsdwang ook gebruiken als stok achter de deur, bijvoorbeeld als de weigerachtige ouder niet meewerkt aan begeleide omgang.

Een andere zeer ingrijpende maatregel is het gezag wijzigen. Het gezag van de weigerachtige ouder wordt dan ontnomen en gaat naar de andere ouder. De weigerachtige ouder voldoet immers niet aan de wettelijke eisen die worden gesteld aan gezag. Gezaghebbende ouders dienen het contact van zijn/haar kind met de andere ouder te bevorderen. Contact met beide ouders is in het belang van het kind. Deze maatregel wordt ook wel toegepast als er geen informatie wordt verstrekt over het kind door de weigerachtige ouder.
De vraag is of een ouder die het contact met de andere ouder stelmatig boycot en rechterlijke uitspraken naast zich neerlegt en het kind in feite afhoudt van de andere ouder als een goed ouder kan worden gezien? En denkt deze ouder dan wel in het belang van het kind?
De rechter past de zeer ingrijpende maatregelen van lijfsdwang en gezagswijziging zeer terughoudend toe. Deze zijn immers vaak niet in het belang van het kind. Bij gezagswijziging is wijziging hoofdverblijfplaats vaak een gevolg wat grote impact heeft op het kind. Het kind moet dan opeens bij de andere ouder gaan wonen. De rechtbank dient een belangenafweging te maken en zijn beslissing goed te motiveren.

Volgende maand het laatste deel van deze reeks van maatregelen om contact tussen een ouder en een kind te laten plaatsvinden. Het strafrecht staat dan centraal.
Bij vragen weet u ons te vinden.


Maatregelen tegen niet nakoming van een omgangsregeling deel 2

Deze maand informeer ik u over ingrijpende maatregelen om een omgangsregeling met een kind na te laten komen. Als eerste de benoeming van een bijzondere curator, de ondertoezichtstelling en een dwangsom.

Een bijzondere curator wordt benoemd door de rechtbank om de belangen van het minderjarige kind te behartigen. De bijzondere curator geeft advies aan de rechtbank. De bijzondere curator kan een psycholoog, pedagoog, mediator en/of advocaat of andere professional zijn. Afhankelijk van de zaak wordt de juiste professional ingezet die zelfstandig onderzoek zal doen. De bijzondere curator zal praten met het kind afhankelijk van de leeftijd en met de ouders en kan informatie opvragen bij instanties zoals school en hulpverlening. Ook kan de bijzondere curator aan de rechtbank verzoeken doen namens het kind. De rechtbank geeft de bijzondere curator een specifieke opdracht. Vervolgens zal de rechtbank het advies van de bijzondere curator meenemen in zijn uitspraak.

De rechtbank kan ook de Raad voor de kinderbescherming gelasten een onderzoek te doen en advies uit te brengen over de omgang. Een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming wordt als meer belastend gezien voor het kind en de wachttijden zijn lang bij de Raad voor de Kinderbescherming.

Een meer ingrijpend middel is de ondertoezichtstelling van een kind. Dit is een kinderbeschermingsmaatregel. De Raad voor de kinderbescherming geeft hierover advies. De gezinsvoogd (Jeugdbeschermer) heeft mede gezag over het kind en kan belangrijke beslissingen nemen in het belang van het kind en ouders dwingende aanwijzingen geven. Een ondertoezichtstelling kan maximaal voor een jaar worden opgelegd door de rechter en kan vervolgens worden verlengd. Er dient echter sprake te zijn van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van de minderjarige en van het falen van minder ingrijpende middelen. Het zal dan gaan om een ondertoezichtstelling gericht op de omgang.
Als de omgang die is vastgelegd in een uitspraak van de rechtbank niet wordt nagekomen kan de politie worden ingeschakeld. De politie kan forceren dat het kind naar de ouder toegaat zoals afgesproken. Men is erg terughoudend met inschakeling van de politie omdat inzet van politie erg traumatisch is voor het kind en dit de verdere uitvoering van de omgang niet ten goede komt. Je ziet in plaats daarvan dat men een spoed procedure start bij de rechtbank en de rechter vraagt om een dwangsom op te leggen aan de ouder die de omgang niet nakomt. Dit dient als prikkel/stimulans te gelden om zich aan de afspraken te houden inzake de omgang met het kind. De dwangsom kan je laten innen via de deurwaarder bij niet nakoming van de omgang met het kind. Helaas zijn er ook gevallen bekend waarbij de ouder liever de dwangsom betaalt dan de omgang na te komen. Voor die gevallen kan lijfsdwang of wijziging van het gezag dan wel het strafrechtelijke kader uitkomst bieden. Hierover meer volgende maand.

Mocht u vragen hebben dan weet u ons te vinden!


Maatregelen niet nakomen omgangsregeling

De coronacrisis leidt tot een record aantal conflicten tussen gescheiden ouders over de omgang met hun kinderen. Er worden veel spoedprocedures gevoerd bij de rechtbank. Er zijn verschillende maatregelingen mogelijk bij niet nakoming van een omgangsregeling. Zelfs de inzet van het strafrecht is mogelijk. In dit artikel meer hierover.

Op de overheid rust een inspanningsverplichting om het recht op omgang tussen ouders en kinderen te waarborgen. Dit is vastgelegd in het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind. De overheid moet snel en doeltreffend handelen waarbij de inzet van sancties niet moeten worden uitgesloten. De belangen van het kind staan hierbij voorop.

Bij niet nakomen van een omgangsregeling kan je denken aan dat de ene ouder de kinderen niet op de afgesproken tijd haalt of terugbrengt of zelfs helemaal niet komt opdagen. Of dat de ene ouder de kinderen niet wilt of kan opvangen op de afgesproken momenten. Ook kan het zijn dat de ene ouder er alles aan doet om de kinderen weg te houden van de andere ouder met of zonder goede reden.

In Nederland zijn er een aantal maatregelen die kunnen worden toegepast om de omgangsafspraken goed te laten verlopen. Als eerste de inzet van omgangsbemiddeling middels een mediator. Ook is andere hulpverlening mogelijk zoals een coach of inzet van het Jeugd en gezinsteam. Deze hulp vindt plaats in het vrijwillige kader.

De rechter kan begeleide omgang opleggen. Het kind en een ouder hebben dan contact onder begeleiding van een professional. Een andere maatregel die steeds vaker voorkomt is benoeming door de rechter van een bijzondere curator. Een bijzondere curator vertegenwoordigt het minderjarige kind. Het kind kan op deze wijze zijn/haar stem laten horen. De bijzondere curator praat ook met de ouders en brengt advies uit aan de rechter.

Een meer ingrijpende maatregelen om de omgang goed te laten verlopen is een omgangsondertoezichtstelling. Een omgangsondertoezichtstelling is een dwangkader waarbij er door de rechtbank een jeugdwerker vanuit de jeugdzorg wordt benoemd om het kind en het gezin de nodige hulpverlening te bieden. Ook tot de ingrijpende maatregelen van de rechter behoort een dwangsom of zelfs lijfsdwang. Bij een dwangsom zal de ouder die de omgang niet nakomt een bedrag moeten betalen aan de andere ouder. Bij lijfsdwang kan de ouder van zijn vrijheid worden ontnomen. Als laatste van de ingrijpende maatregelen kan er een wijziging van het gezag plaatsvinden. Het gezag van een ouder over zijn kind kan dan worden beëindigd. Tot slot is er nog een zware maatregel mogelijk en dat is de inzet van het strafrecht. Wegens onttrekking van het kind aan gezag  kan er aangifte worden gedaan. Onttrekking van een kind aan gezag is immers strafbaar gesteld in de wet.

Aangezien mijn column te kort is om alle maatregelen tegen niet nakoming van een omgangsregeling goed te bespreken zal ik de komende maanden aandacht besteden aan deze maatregelen ook aan de hand van rechtspraak.

Heeft u tussentijds al vragen dan weet u ons te vinden via telefoonnummer 071-203 2166 of via de mail info@wettingenderoode.nl.

Rest ons u alvast hele fijne feestdagen toe te wensen in deze uitzonderlijke tijden van de coronacrisis en een gezond 2021.


Maatregelen tegen niet nakoming van een omgangsregeling deel 1

In mijn laatste column van december 2020 heb ik aangegeven om de komende columns de maatregelen tegen de niet nakoming van een omgangsregeling te bespreken. In deze column bespreek ik de “maatregelen” in het vrijwillige kader zoals  omgangsbemiddeling middels een mediator, een coach of inzet van het Jeugd en gezinsteam. Tot slot zal ik de begeleide omgang opgelegd door een rechter bespreken.

Het is goed om je af te vragen waarom de omgangsregeling tussen ouder en kind niet wordt nagekomen of niet lekker loopt. Liggen hier ander belangen onder zoals jaloezie, slechte communicatie, weinig vertrouwen in elkaar als ouder of wil het kind niet en waarom niet. Bij een slechte  communicatie tussen ouders kan een (scheidings)coach helpend zijn.  Een voorbeeld hiervan is een vrouw die in haar communicatie heel uitgebreid en bezorgd is. De andere ouder is juist kort en zakelijk. De communicatie tussen hen verliep slecht waardoor ook de omgangsregeling niet goed liep. De andere ouder reageerde bijvoorbeeld vaak niet op mails en berichten van de vrouw. De coach van de vrouw adviseerde de vrouw anders te gaan communiceren. De vrouw kan zichzelf immers veranderen maar de andere ouder niet. De vrouw ging ook kort en zakelijk communiceren. Ze vond dit spannend maar het werkte. Ze kreeg antwoord en doordat er weer communicatie was werden de afspraken voor de omgangsregeling ook weer duidelijk en nageleefd.

Het Jeugd en gezinsteam (JGT) staat altijd klaar voor ouders met kinderen. Zij gaan met de ouder(s) op zoek naar een oplossing. Zij werken samen met allerlei hulporganisaties en hebben dus korte lijnen en goede doorverwijzing.

Ook mediation is een middel om omgangsproblemen op te lossen. Echter dienen beide ouders hier dan wel aan mee te willen werken. De rechter kan ouders doorverwijzen maar ook dan blijft het op vrijwillige basis. Ouders kunnen ook samen een mediator zoeken. Een mediator is een onafhankelijk persoon die gespecialiseerd is in deze problematiek. Samen met de mediator gaan de ouders op zoek naar een oplossing. De kracht van mediation is dat je samen naar een oplossing zoekt en dat deze oplossing dus veel “commitment” heeft omdat dit niet is opgelegd door bijvoorbeeld een rechter maar samen is bedacht. Je kan de afspraken eventueel laten vastleggen in een rechterlijke uitspraak.

Tot slot de omgangsbegeleiding. Dit is een traject waarbij er bemiddelingsgesprekken met de ouders plaatsvinden en onder begeleiding van een professional vindt er contact plaats tussen de niet verzorgende ouder en het kind op een veilige neutrale plek. Vaak is dit bij een hulpinstantie. Cardea bijvoorbeeld faciliteert dit soort begeleiding. Er worden verslagen gemaakt van de contact momenten en de ouders krijgen tips. Het gebeurt vaak dat de ouder en het kind elkaar lange tijd niet hebben gezien om verschillende redenen. Het contact wordt dan opgebouwd in frequentie/duur en er wordt toegewerkt naar onbegeleide omgang tussen ouder en kind. Vertrouwen speelt hier ook een grote rol in. Het doel is verder dat ouders een samenwerking vinden waardoor het kind niet meer betrokken raakt in de strijd tussen ouders. Er is vaak wel een wachtlijst. Je ziet dat rechters dan tijdelijke alternatieven proberen te zoeken zoals contact op een openbare plek met een derde (opa/oma, vriend/vriendin) erbij of videobellen.


Corona en omstreden maatregelen

Het Coronavirus houdt de wereld in zijn greep. In Nederland begeven we ons momenteel in een tweede besmettingsgolf van deze pandemie. Besmettingen lopen per dag op waardoor maatregelen wederom onvermijdbaar zijn. Maar waarom zijn bepaalde maatregelen zo lastig op te leggen en is er veel kritiek op? Denk aan de uitzondering van het aantal bezoekers van kerkdiensten in Staphorst (600 personen in plaats van 30) en het dragen van mondkapjes dat nog niet verplicht kan worden. En wat heeft de coronawet hiermee te maken?
In Nederland hebben wij bepaalde fundamentele rechten van de mens oftewel mensenrechten opgenomen in de grondwet. Voorbeelden van grondrechten zijn de vrijheid van meningsuiting, recht op privacy, kiesrecht, recht op gelijke behandeling, recht op de persoonlijke levenssfeer en vrijheid van godsdienst. Grondrechten zijn onaantastbare rechtsnormen die aan burgers persoonlijke vrijheid en een menswaardig bestaan moeten verzekeren en die ingrijpen van met name de overheid moeten beperken. In Nederland zijn deze rechten vastgelegd in de hoogste nationale wet, de grondwet. Grondrechten zijn publieke rechten die individuele burgers kunnen inroepen tegenover de overheid.
Het dragen van een mondkapje valt onder het grondrecht van de persoonlijke levenssfeer. De overheid kan een burger niet verplichten om iets te dragen.
Het bijwonen van een kerkdienst of het gebed in de moskee valt onder het grondrecht van de vrijheid van godsdienst. Er geldt een uitzonderingspositie voor het aantal bezoekers voor religieuze vieringen. Ook valt het trouwen voor de kerk onder de vrijheid van godsdienst. Voor een trouwerij voor de wet mag je maximaal 30 gasten in een openbare ruimte uitnodigen. Voor een kerkelijke trouwerij geldt dit in principe (ook) niet.
Tot nu toe zijn de maatregelen in Nederland via een noodverordening aan de bevolking opgelegd. Deze noodverordeningen zijn bedoeld voor korte (crisis)situaties. Helaas valt de coronacrisis niet meer onder een korte situatie, waardoor er nogal wat kritiek op de noodverordeningen kwam. Dit omdat de grondrechten van burgers ingeperkt worden op basis van een noodverordening voor langere tijd.
Zowel het recht op persoonlijke levenssfeer als de vrijheid van godsdienst kunnen niet op grond van een noodverordening beperkt worden omdat het grondrechten zijn. Als de overheid grondrechten wil kunnen beperken, dient daarvoor een grondslag te zijn in een wet van de regering en het parlement, ofwel de Eerste – en Tweede Kamer. De coronawet is hiervoor geschikt. De maatregelen in de noodverordeningen zullen in deze coronawet worden gegoten om zo de maatregelen te kunnen rechtvaardigen. Er was echter nog kritiek op het voorstel van de coronawet. Bijvoorbeeld de ruime bevoegdheden van de minister zonder inspraak van de Eerste – en Tweede Kamerleden. Deze gang van zaken is ondemocratisch en de wet is hierop inmiddels aangepast. Ook zal de wet voorlopig voor drie maanden gelden en telkens worden verlengd zolang deze pandemie er is.

Een juridische grondslag in de vorm van een wet is dus noodzakelijk voor het beperken van grondrechten. Voor de verplichting van het dragen van mondkapjes wordt de juridische basis geregeld in de coronawet. Inzake het aantal bezoekers van kerken blijft de uitzondering van kracht en vraagt de overheid vooralsnog de kerken hun verantwoordelijkheid hierin te nemen. Uiteraard dient wel de 1,5 m in acht te worden genomen.
Het is onduidelijk hoe lang het virus ons nog in zijn macht houdt. Ik hoop in ieder geval niet lang, zodat niemand meer noodgedwongen beperkt wordt in zijn grondrechten.