Omgang tussen ouder en kind dwingt de rechter af

Hoe vaak hoor je niet dat de omgang tussen een ouder en een kind niet goed verloopt na scheiding of een verbroken relatie. De ene ouder heeft de volledige verzorging en de andere ouder heeft een omgangsregeling of ziet zijn kind misschien helemaal niet. De ouders ruziën elkaar de tent uit. De communicatie is ver te zoeken en als die al aanwezig is dan is deze zeer slecht. Het vertrouwen is weg, ouders diskwalificeren elkaar over en weer als ouder en het kind dreigt hier de dupe van te worden. Je merkt dat de rechter bij een geschil over de omgang er alles aan doet om contact met beide ouders te bewerkstelligen. Waarom zijn de rechters hierin zo actief?

Deze actieve houding is met name te verklaren door de recente uitspraken van het hoogste rechtsorgaan in Nederland, de Hoge Raad en uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

Zo heeft de Hoge Raad in de uitspraak van 14 januari 2014 beslist dat van de rechter een uiterste inspanning mag worden verwacht om een omgangsregeling tot stand te brengen.

Aan omgang met beide ouders wordt zeer veel waarde gehecht. Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat het niet goed is voor een kind als hij contact heeft met slechts één van de ouders. Hierdoor kan er zelfs in de toekomst een ontwikkelingsbedreiging bij het kind ontstaan doordat hij geen beeld van de andere ouder kan vormen op basis van zijn eigen ervaringen en contact. In verschillende verdragen en wetgeving is verankerd dat een kind en een ouder recht hebben op omgang met elkaar. In de Nederlandse wetgeving is dit recht weergegeven in artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek. Er is slechts een aantal expliciete gronden in de wet opgenomen waardoor omgang ontzegd kan worden. Dit betreft wanneer de omgang ernstig nadeel teweeg zou brengen aan de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van een kind, de ouder niet in staat zou zijn tot omgang, indien het kind van 12 jaar of ouder ernstige bezwaren heeft met de omgang of wanneer er andere zwaarwegende belangen van het kind aanwezig zijn.

De rechter heeft verschillende middelen tot zijn beschikking om de omgang toch tot stand te laten komen:
Mediation, onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming, een voorlopige omgang opleggen, omgangshuis, een dwangsom en zelfs een (omgangs)ondertoezichtstelling.

Bij een (omgangs)ondertoezichtstelling kan de gezinsvoogd schriftelijke aanwijzingen geven, die de rechter kan vastleggen in zijn uitspraak met eventueel een dwangsom voor het geval die aanwijzingen niet worden gevolgd. Deze schriftelijke aanwijzingen kunnen als doel hebben om slecht lopende communicatie tussen ouders te verbeteren en de gewenste omgang te bevorderen. Ouders kunnen ook verplicht worden om cursussen en trainingen te volgen.

Kortom, omgang tussen de ene ouder en het kind zal – ondanks (emotioneel begrijpelijke) bezwaren van de verzorgende ouder – in de meeste gevallen toch worden toegestaan door de rechter, met als doel om de rechten en belangen van een kind en een ouder te waarborgen.