Grootouders en recht op omgang met kleinkinderen

De band tussen opa en oma en hun kleinkind is vandaag de dag heel anders dan een aantal jaren geleden. Veel opa's en oma's zijn intensief betrokken in het leven van hun kleinkinderen en passen vaak structureel 1 dag per week op hun kleinkinderen. Helaas gebeurt het steeds vaker dat het contact tussen de grootouders en kleinkinderen wordt verbroken door bijvoorbeeld een echtscheiding. Hebben grootouders volgens de wet recht op omgang met hun kleinkind?

Er is in Nederland in tegenstelling tot de wetgeving in ander Europese landen geen speciale regeling in de wet opgenomen voor een omgangsrecht van grootouders en kleinkinderen. In bijvoorbeeld Frankrijk, Spanje en Duitsland worden de grootouders expliciet genoemd in een wettelijke regeling en hebben zij in beginsel recht op omgang met hun kleinkind. In Nederland worden de grootouders niet genoemd in de wet.

Toch kunnen de grootouders in Nederland een procedure starten. Grootouders dienen dan eerst aan een voorwaarde te voldoen. Zij moeten aantonen dat zij in nauwe persoonlijke betrekking staan tot het kind. Als zij aan deze voorwaarde voldoen zal de rechter inhoudelijk oordelen over hun omgangsverzoek.
De rechter bepaalt of de grootouders in nauwe persoonlijke betrekking staan tot het kind. Het criteria hiervoor is dat de grootouders een daadwerkelijke opvoedingstaak hebben vervuld en wordt van geval tot geval beoordeeld. Het enkel grootouder zijn is onvoldoende om aan deze criteria te voldoen.

In de politiek is er vanuit de hoek van het CDA getracht om het omgangsrecht van grootouders op te laten nemen in de wet zodat alle omgangsverzoeken van grootouders direct inhoudelijk moeten worden beoordeeld. Helaas is er een meerderheid in de Tweede Kamer die niets ziet in dit voorstel. De kritiek is dat het omgangsrecht van grootouders kan bijdragen aan nog meer ruzies tussen de ouders en de grootouders als extra proces partij de situatie nog ingewikkelder maakt. Men vreest voor juridische claims van grootouders en dat de kinderen hiervan de dupe worden.

Concluderend biedt de Nederlandse wet geen direct omgangsrecht voor grootouders met hun kleinkinderen. De grootouders kunnen wel vallen onder de groep die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind. Als zij onder deze groep vallen zal de rechter hun verzoek pas inhoudelijk beoordelen waarbij het belang van het kind centraal staat.


wetsvoorstel beperking huwelijksgemeenschap

De Eerste Kamer heeft dinsdag 28 maart 2017 het Initiatiefvoorstel-Swinkels, Recourt en Van Oosten Beperking wettelijke gemeenschap van goederen (33.987) dat de omvang van de wettelijke gemeenschap van goederen beperkt, na stemming met de kleinst mogelijke meerderheid aangenomen.
Het initiatiefvoorstel betekent een wijziging van het huidige basisstelsel. Het wetsvoorstel houdt in dat het vermogen en schulden van de partners bij aanvang van het huwelijk buiten de huwelijksgemeenschap blijft. Hetzelfde geldt voor nalatenschappen en schenkingen tijdens het huwelijk. De datum van inwerkingtreding van het wetsvoorstel wordt door het ministerie van Veiligheid en Justitie bepaald.


Flex of vast

Binnenkort brengt u uw stem uit op één van de politieke partijen. In hun programma’s staan veel wijzigingen voor het aankomende beleid. Zo ook over het vaste contract en het flexibele contract. Daarin zijn reeds voor deze verkiezingen wijzigingen in geweest. Hoe zal het er na vandaag uit gaan zien?
Voor 1 juli 2015 konden werkgevers drie jaar lang en drie contracten lang een tijdelijke arbeidsovereenkomst aanbieden. Na afloop van die termijn of na het derde contract ging de arbeidsovereenkomst over in een vast contract. Met de invoering van de Wet Werk en Zekerheid per 1 juli 2015 kunnen werkgevers nog maar twee jaar lang arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd gebruiken. Het aantal tijdelijke contracten van drie is hetzelfde gebleven. Met deze verminderde flexibiliteit werd beoogd het aantal tijdelijke contracten te verminderen zodat werknemers sneller een vaste baan zouden krijgen. Met andere maatregelen zoals de transitievergoeding die vanaf twee jaar dienstverband verschuldigd is en de in de wet vastgelegde ontslaggronden, laat de praktijk de gewenste stap naar meer vaste contracten (nog) niet zien.

Daar spelen de meeste politieke partijen in hun partijprogramma’s op in. De Wet Werk en Zekerheid kwam grotendeels uit de koker van Lodewijk Asscher. In het verkiezingsprogramma van de PvdA zijn dan ook geen ingrijpende voorstellen te vinden over wijziging van deze wet. Wel stelt de PvdA voor om de afspraken daar omheen te wijzigen, zoals het verhogen van de lonen.

Het CDA wil de vastgelegde ontslaggronden weer wat loslaten waardoor ontslag via de kantonrechter makkelijker moet worden en de werkgever minder terughoudend is om een vast contract aan te bieden. D66 stelt voor om de transitievergoeding niet na twee jaar dienstverband, maar direct vanaf het begin te laten opbouwen. Die eerdere opbouw is ook het voorstel van GroenLinks en SP. SP wil daarbij ook uitgaan van 2/3 maandsalaris per dienstjaar in plaats van 1/3 maandsalaris. De Partij voor de Dieren stelt voor de ontslagvergoeding gebaseerd op de kantonrechtersformule, zoals deze gold vóór 1 juli 2015, weer in ere te herstellen. Deze vergoeding ligt aanzienlijk hoger dan de transitievergoeding. De PVV heeft over wijzigingen in de arbeidscontracten niets staan in het partijprogramma.

Om het gebruik van flexibele contracten te ontmoedigen, stellen GroenLinks en SP voor om de premies voor de WW voor de tijdelijke contracten te verhogen. VVD wil juist dat werkgevers meer tijdelijke contracten kunnen aanbieden. VVD, Christenunie en CDA willen bovendien dat de flexibele contracten langer moeten kunnen zijn. In die richting wil GroenLinks naast één meerjarig contract, wat nu reeds mogelijk is, een tweede meerjarig contract.
VVD wil dat het ontslag weer eenvoudiger wordt en minder duur. D66 stelt voor dat het ontslag achteraf wordt getoetst en iedereen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft. De werkgever hoeft dan vooraf geen toestemming meer te vragen voor ontslag. De werknemer zal dan het ontslag ter toetsing aan de rechter moeten voorleggen als hij het daar niet eens is.

Het zal een hoop verandering teweeg brengen in het spanningsveld tussen werkgever en werknemer als de wijzigingen tot uitvoering worden gebracht.