Grootouders, opgelet!

Als ouders uit elkaar gaan, door middel van een scheiding, heeft dit niet alleen ingrijpende gevolgen, maar kan dit ook van invloed zijn op het contact tussen de betrokken kinderen en hun grootouders. Vaak spelen de grootouders een grote rol in het leven van hun kleinkinderen. Het is dan ook belangrijk dat deze relaties in stand blijven.

 

Hebben grootouder recht op omgang met hun kleinkinderen?

Ouders hebben een wettelijk recht op omgang met hun kinderen, maar grootouders hebben dit recht (nog) niet. In de wet is opgenomen dat kinderen recht hebben op omgang met hun ouders en met ‘degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hen staat’. Tussen kleinkinderen en hun grootouders kan dus een recht op omgang bestaan. Als grootouders geen contact met hun kleinkinderen hebben, omdat de ouders hieraan niet meewerken, dan kunnen de grootouders bij de rechtbank een procedure starten. Ze zullen in deze procedure in tegenstelling tot de ouders eerst moeten aantonen dat ze een nauwe persoonlijke betrekking hebben met hun kleinkind, voordat de rechter inhoudelijk kan gaan oordelen over een omgangsregeling. Hieronder leg ik uit wat een nauwe persoonlijke betrekking is.

 

De drempel van nauwe persoonlijke betrekking

Vaak gaat het mis als grootouders een omgangsregeling tussen hen en hun kleinkinderen via de rechter willen laten vastleggen. In een procedure moeten de grootouders namelijk kunnen aantonen dat er sprake is van ‘een nauwe persoonlijke betrekking’ met hun kleinkinderen. In internationale verdragen wordt ‘een nauwe persoonlijke betrekking’ omschreven als family life. Dit is de toetsing van de nauwe persoonlijke betrekking, waardoor de positie van de grootouders in de wet niet sterk is. Om een verzoek van de grootouders in de behandeling te kunnen nemen, moeten de grootouders dus family life aantonen. Family life is een ruim begrip dat staat voor het recht van personen die een onderdeel vormen van een familie of gezin. Ook nauwe verwanten zoals de band tussen grootouders en kleinkinderen valt onder dit begrip. Grootouders moeten aantonen dat er sprake is van meer contact dan het gebruikelijke contact tussen hen en de kleinkinderen. Denk hierbij aan een kleinkind dat voor langere tijd bij opa en oma heeft gewoond. Of een situatie waarin de grootouders op regelmatige basis de verzorging en eventueel de opvoeding van de kleinkinderen op zich nemen. Hierbij gaat het niet om een oppasdag of af en toe één week oppassen. Pas nadat de rechtbank van mening is dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking, zal de rechtbank inhoudelijk beoordelen of er omgang tussen de grootouders en de kleinkinderen kan worden toegewezen.

 

Wetvoorstel ‘Wet drempelverlaging omgang grootouders’

Om de positie van de grootouders te verbeteren, is in 2023 een wetsvoorstel ‘Wet drempelverlaging omgang grootouders’ ingediend. Het voorstel houdt in dat het uitgangspunt wordt dat een grootouder een nauwe persoonlijke betrekking heeft met een kleinkind en dit niet meer hoeft aan te tonen vóórdat het verzoek in behandeling kan worden genomen. Hierdoor komt de rechter daadwerkelijk toe aan de vraag of een omgangsregeling in het belang van het kind is. Daarnaast wordt de rechter hierdoor in staat gesteld om een gedegen belangenafweging te maken.

Op 25 juni 2024 is het voorstel door de Tweede Kamer aangenomen. Vanaf 1 oktober 2024 is het wetsvoorstel in behandeling bij de Eerste Kamercommissie. Het is nu wachten tot de Eerste Kamer met het wetsvoorstel instemt.

 

Vragen?

Heeft u nog vragen over dit onderwerp? Neem gerust contact op 071-203 2166 of vul het contactformulier in.

 

Lorien de Roode

Marilyn Groenhart - Meerzorg


Masterclass 7 november 2024

Op 7 november 2024 organiseren wij weer een Masterclass. Dit keer in samenwerking met Krista Minkhorst, leiderschapscoach en -trainer. De Masterclass is bedoeld om een kijkje te geven in de keuken van de juridische en leiderschapsaspecten van u en uw medewerkers. Een uitstekende kans voor werkgevers om hun kennis hieromtrent te verbreden. Zie de uitnodiging voor meer informatie en hoe u zich kunt aanmelden.

 

Uitnodiging Masterclass 7 november


Draagmoederschap in het buitenland

Het draagmoederschap is de laatste tijd weer gezien de juridische knelpunten in de belangstelling gekomen.

Een draagmoeder is een vrouw wie een kind baart voor een ander stel. Belangrijk hierbij is dat de draagmoeder bewust zwanger wordt voor de kinderwens van het stel. Stellen die wegens allerlei redenen geen kind kunnen verwekken, maken soms de keuze voor een draagmoeder. Zij worden wensouders genoemd. Vóór de zwangerschap wordt afgesproken dat de draagmoeder het kind voor de wensouders draagt.

Juridisch kader

Er ontbreekt echter momenteel in Nederland een duidelijk juridisch kader omtrent het draagmoederschap in het buitenland. Alleen in het strafrecht staan een aantal artikelen over draagmoederschap. In Nederland is het bijvoorbeeld verboden te onderhandelen met de potentiële draagmoeder. Vaak kiezen stellen daarom voor een draagmoeder in het buitenland. In andere landen is commercieel draagmoederschap wél toegestaan. Er kan dan een bemiddelingsbureau worden ingezet, zodat er gemakkelijker dwingende afspraken kunnen worden gemaakt. Dit vergroot echter wel de kans op uitbuiting van de draagmoeders.

Door de huidige Nederlandse wetgeving kunnen er problemen optreden tijdens het draagmoederschaptraject. Andere landen erkennen de wensouders meteen als juridische ouders, maar in Nederland werkt het huidige rechtssysteem net wat anders. De juridische ouder is hier diegene uit wie het kind geboren is. Als gevolg komt hiervan op de geboorteakte de gegevens van de draagmoeder te staan, maar niet die van de wensouders. Dit heeft tot gevolg dat de geboorteakte niet kan worden erkend zonder rechterlijke tussenkomst. Een aanvraag voor een Nederlands paspoort voor het pasgeboren kind zal dan worden afgewezen.

Nieuw wetsvoorstel

Na een onderzoeksrapport heeft de regering besloten dat het voor alle betrokken partijen wenselijk is dat er een duidelijk juridisch kader komt. Voor dit kader is een nieuw wetsvoorstel in behandeling. Het wetsvoorstel “Kind, draagmoederschap en afstamming” heeft als doel wensouders te stimuleren te kiezen voor draagmoederschap in Nederland. Als zij toch kiezen voor een buitenlands traject, dan zal deze moeten voldoen aan vastgestelde zorgvuldigheidseisen.


Vervangende toestemming vakantie

De rechtbank heeft het vaak druk in de zomerperiode met procedures over vervangende toestemming. In de zomervakantie gaan veel kinderen namelijk op vakantie met hun ouders naar het buitenland. Indien ouders gescheiden zijn en gezamenlijk gezag hebben over hun kinderen dient de andere ouder via een speciaal toestemmingsformulier (rijksoverheid.nl) toestemming te geven voor deze buitenlandse vakantie. Maar wat als je ex-partner geen toestemming geeft?

Deze toestemming is van belang omdat er anders sprake kan zijn van kinderontvoering. Bij de douane loop je het risico dat ze je aanhouden en niet doorlaten zonder toestemming van de andere ouder. Op het toestemmingsformulier moet staan in welk land en op welk adres het kind zal verblijven en hoe lang. Voor een vakantie in Nederland is een toestemmingsformulier niet vereist maar het is wel raadzaam om de andere ouder te informeren.

Procedure

Via de rechtbank kan een ouder een procedure vervangende toestemming verzoeken waarin de rechter dan de toestemming namens de andere ouder vervangt. De rechter zal in zijn afweging vooral kijken naar het belang van het kind. Deze vervangende toestemming gebeurd niet alleen bij buitenlandse vakanties maar ook bij andere zaken betreffende het gezag van het kind zoals het verlengen en aanvragen van ID bewijzen, hulpverlening, schoolkeuze, verhuizing en dergelijke.

Redenen om de toestemming naar de buitenlandse bestemming niet te verlenen is bijvoorbeeld als er gevaar is voor internationale kinderontvoering dan wel dat dit land een veiligheidsrisico is (code rood) dan wel andere zwaarwegende redenen. Vaak is er sprake van het niet gunnen van de andere ouder en elkaar dwars zitten. Hiervan is het kind dan de dupe.

Ouderschapsplan

Tegenwoordig zie je steeds vaker dat ouders bij een echtscheiding al in het ouderschapsplan afspraken opnemen omtrent deze toekomstige vakanties in het buitenland en elkaar dan al toestemming geven en alleen de uitzonderingen opnemen (veiligheidsrisico). Dit om toekomstige emoties ter zijde te schuiven en een bezoekje naar de  rechtbank vlak voor je vakantie te voorkomen...


Experiment sollicitatieplicht WW

Het demissionaire kabinet wil dit najaar gedurende vier jaar een experiment starten om de invloed van verschillende invullingen van de sollicitatieplicht te onderzoeken. Door tijdens dit experiment af te wijken van de gebruikelijke sollicitatieplicht, hoopt het kabinet meer mensen met een WW-uitkering aan een baan te helpen.

Huidige regelgeving

Een WW gerechtigde moet minstens vier keer per vier weken solliciteren naar een passende functie. Heb je een half jaar vanaf het moment dat je een WW-uitkering ontvangt nog geen werk gevonden? Dan wordt door het UWV elke baan als passend gezien. Alleen gedurende het starten van een eigen bedrijf, het volgen van een opleiding die relevant is voor een eventuele latere baan, het binnen één jaar bereiken van de AOW-leeftijd of op vakantiedagen is er geen sollicitatieplicht.

Opzet van het experiment

Tijdens het experiment over de sollicitatieplicht zal binnen drie willekeurig ingedeelde groepen worden onderzocht wat de effecten zijn van de verschillende invullingen van deze sollicitatieplicht. Dat ziet op de controle en de invulling. De invulling zal er als volgt uitzien;

  1. Voor de 1e groep – de zogenaamde controlegroep – geldt de reguliere sollicitatieplicht.
  2. De 2e groep mag op eigen initiatief op zoek naar werk. Er gelden dus geen verplichtingen op het gebied van solliciteren en er is ook geen handhaving daarop.
  3. Voor de 3e groep worden op het gebied van sollicitatie-activiteiten afspraken gemaakt op individueel niveau. De WW-gerechtigden stellen zelf het plan van aanpak samen. Op die afspraken wordt vervolgens gecontroleerd.

Het streven is dat het onderzoek dit najaar van start gaat met een looptijd van vier jaar.


Birdnesting, een oplossing in tijden van woningnood?

Als je wilt gaan scheiden en je minderjarige kinderen hebt zal je een ouderschapsplan moeten opstellen. In dit ouderschapsplan kiezen steeds meer ouders voor een gelijkwaardige zorgregeling, hierbij verblijven de minderjarige kinderen ongeveer evenveel tijd bij beide ouders. Een trend bij co-ouderschap is het zogenaamde ‘birdnesting’. Wat houdt ‘birdnesting’ precies in en wat zijn de voor en nadelen?

Bij birdnesting blijven de (minderjarige) kinderen de gehele week in één gemeenschappelijk huis wonen. Het zijn de ouders die elkaar gaan afwisselen. Voor de ouders zal dan ook een alternatieve woonruimte gezocht moeten worden.

Voordelen birdnesting

Birdnesting heeft een aantal voordelen, met als grootste voordeel dat de kinderen de gehele week op hun vertrouwende plek blijven wonen zonder veel wisseldagen, welke woning goed in de buurt van hun vriendjes en school is. Voor ouders is dit dan ook één van de belangrijkste redenen om aan birdnesting te doen. Een scheiding zal altijd zorgen voor veel verandering in het leven van een kind, maar door het kind één vaste woonlocatie te bieden proberen de ouders het kind meer stabiliteit te geven na de scheiding.

Een ander voordeel is dat er een tweede huis gezocht moet worden waar niet perse genoeg ruimte hoeft te zijn voor de kind(eren). Het kan een kleinere woonruimte zijn. Dit kan de al ingewikkelde zoektocht naar een huis een stuk vergemakkelijken, zeker in deze tijden van woningnood.

Nadelen birdnesting

Maar aan elk voordeel zit een nadeel. Bij birdnesting verplaatsen ouders dan ook steeds van plek, dit kan zorgen voor meer hectiek in het leven van de ouders. Daarnaast is het, door het delen van een gemeenschappelijke woning waar de kinderen in leven, lastiger om de afstand tot elkaars privéleven te behouden. Er zal nu eenmaal meer (in)direct contact zijn tussen beide ouders. De ouders blijven daarnaast nog erg verbonden met het ouderlijk huis en al de herinneringen die hierbij komen, al kan dit de overgang in een scheiding ook vergemakkelijken.

Ook brengt birdnesting extra woonlasten met zich mee. Hierover zal goed gecommuniceerd moeten worden tussen de co-ouders. Denk hierbij aan vragen over de woonkosten, blijft de koopwoning onverdeeld of staat deze op de naam van één van de co-ouders en delen we de boodschappen of halen we beiden ons eigen brood?

Praktijk

Om birdnesting te laten slagen is daarom een goede communicatie en duidelijke afspraken tussen beide ouders vereist. Birdnesting is niet op de langer termijn houdbaar, en wordt vaak als een tijdelijke voorziening gezien.

Rechtspraak

Dat birdnesting een opkomend fenomeen is blijkt ook uit de rechtspraak. Momenteel komt de rechtbank soms zelf met het initiatief voor birdnesting of wijst de rechtbank het idee van birdnesting van een van de partijen af. De rechtbank oordeelt dan dat er in het belang van het kind een andere zorgregeling moet komen.

Meer informatie of advies?

Bent u zelf verwikkeld in een scheidingssituatie en wilt u graag uw mogelijkheden en opties bespreken, neem dan contact met ons op. Wij kunnen u hierin adviseren en begeleiden.


Ontslag op staande voet na handelen vermoeden misstand

Voor deze zaak gaan we naar een zorgcentrum in Limburg. Verzoeker was hier werknemer en is op staande voet ontslagen naar aanleiding van het meermaals raadplegen van een patiëntendossier van een bewoonster aan wie hij geen zorg meer verleende en het doorsturen van die gegevens naar zijn privé-mail. Het raadplegen van patiëntdossiers waar men als zorgmedewerker niet (meer) betrokken in is, is uitdrukkelijk verboden in de Gedragscode Integriteit van de zorginstelling. Maar in de zaak speelde weldegelijk meer.
De ontslagen werknemer had namelijk een vermoeden van een misstand gemeld als klokkenluider bij het ministerie. De werknemer beriep zich dan ook op de Wet bescherming klokkenluiders (hierna: Wbk). Deze wet biedt werknemers die een (vermoedelijk) misstand hebben gemeld bescherming tegen onder andere ontslag. Als eerste moest de kantonrechter dan ook oordelen of er sprake was van een misstand, zoals gedefinieerd in de Wbk.

 

Misstand


De kantonrechter bevestigde in zijn oordeel als eerste dat een vermoeden van een misstand voldoende is om een beroep op de beschermingsbepalingen uit de Wbk te kunnen doen. De misstand hoeft dan ook nog niet bewezen te zijn. Daarbij geldt echter wel dat het vermoeden moet zien op een situatie die onder de definitie van een misstand zou kunnen vallen.
In de Wbk is een misstand omschreven als; “wanneer het maatschappelijk belang in ieder geval het geding is indien de handeling of nalatigheid niet enkel persoonlijke belangen raakt en er sprake is van oftewel een patroon of structureel karakter dan wel handeling of nalatigheid ernstig of omvangrijk is.” (artikel 1 Wbk). De vraag was of er sprake was van een maatschappelijk belang dat in het geding was.
De kantonrechter baseerde zijn oordeel over deze rechtsvraag op de parlementaire geschiedenis. In de Tweede Kamer is er in 2022 over het begrip misstand, zoals genoemd in de Wbk, uitgeweid. Er is volgende de Kamer sprake van een misstand indien “(...) niet enkel persoonlijke belangen geraakt zijn en dus boven een persoonlijk conflict moet uitstijgen, dat wil zeggen dat de aard en omvang van de kwesties of conflicten meer moet zijn dan een optelsom van individuele belangen van personen. Daarnaast dient er bij de handeling of nalatigheid sprake te zijn van een patroon of structureel karakter of dient de handeling of nalatigheid ernstig of omvangrijk te zijn.” Het moet dus gaan om een misstand die niet ziet op individuele kwesties of persoonlijke conflicten. Daarnaast is vereist dat er sprake is van een patroon of structureel karakter, of een zodanig ernstige of omvangrijke misstand dat daardoor het algemeen belang wordt geraakt.

 

Behandelplan een misstand?


Het vermoeden van de misstand die de werknemer had gemeld zat op de ingezette behandeling van de bewoonster. Dit behandelbeleid was tot stand gekomen na uitgebreid overleg tussen familieleden van de bewoonster en haar behandelend team. De werknemer kon zich, na gesprekken met de bewoonster en familieleden, in dit beleid niet verenigen. De bewoonster zelf had zich meermaals wisselend uitgelaten over haar wensen rondom dit behandelbeleid, waardoor het behandelbeleid een lastige morele kwestie was geworden. De werknemer had dan ook na het besluit te stoppen met het geven van eten en drinken aan de bewoonster, via e-mail duidelijk gemaakt aan de werkgever zich niet te kunnen vinden in dit beleid, en wegens gewetensbezwaren afstand te willen doen van de zorg rondom de patiënt. De (ex-)werknemer heeft hierna een klacht ingediend bij het ministerie.

 

Was dit een misstand?


Volgens de kantonrechter was dit een individuele casus en mede daarom geen misstand als bedoeld in de Wbk, maar ook inhoudelijk vond de rechter dat hier geen misstand was: “In dit geval blijkt nergens dat de keuze van de behandelende arts onbegrijpelijk of onverdedigbaar zou zijn. Gelet hierop is geen sprake van een situatie die op enigerlei wijze onder de noemer van ‘misstand’ zou kunnen vallen, en dus ook geen sprake zijn van een vermoeden van een dergelijke misstand.” Werknemer kon dus geen bescherming ontlenen aan de Wbk.

 

Inzien patiëntendossier


Werknemer had zich gedistantieerd van de zorg van de bewoonster via een e-mailbericht. In de e-mail stond dat de werknemer niet meer in de zorg van de bewoonster betrokken wilde zijn, in welke vorm dan ook. Volgens de kantonrechter had de werknemer daarom geen legitieme reden meer om het patiëntendossier nog in te zien. Hij heeft hiermee in strijd gehandeld met de geldende richtlijnen en protocollen die binnen de zorginstelling gelden. Daarbij komt dat de werknemer, door het patiëntdossier naar zijn privé e-mailadres te sturen, het gevaar gecreëerd had dat ook derden toegang zouden krijgen tot dit dossier. Werknemer had moeten weten dat de vertrouwelijkheid van de dossiers van hoog belang was, zeker omdat hij al bijna zes jaar in dienst was. Daarbij was van belang dat het dossier niet één keer, maar diverse keren is geraadpleegd. Als de werknemer de mogelijkheid had willen behouden om het patiëntdossier nog in te zien om te kijken of er naar aanleiding van zijn bezwaren veranderingen waren, had hij dat in het e-mailbericht duidelijk kenbaar moeten maken. Dit was niet door de werknemer gedaan, waardoor er een dwingende reden bestond om de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Het ontslag op staande voet bleef in stand.

 

 

ECLI:NL:RBLIM:2024:711


Zijn ouders de sleutel tot het aanpakken van jeugdcriminaliteit in Nederland?

Onze juridisch medewerker Fleur Hartman schreef haar scriptie over de risicoaansprakelijkheid van ouders voor minderjarige kinderen.

Huidige kader

De mate van jeugdcriminaliteit in Nederland heeft de wetgever ertoe aangezet om ouders meer aan te spreken op het schadeveroorzakende gedrag van hun minderjarige kinderen. In 2021 is een rapport gepubliceerd waarin de juridische mogelijkheden hieromtrent zijn onderzocht. Eén van deze mogelijkheden betreft een verruiming van de huidige kwalitatieve aansprakelijkheid van ouders ten aanzien van onrechtmatige gedragingen van hun minderjarige kinderen. Dit voorstel is voorgelegd aan de Tweede Kamer. In 2009 is al eerder een wetsvoorstel ingediend dat beoogde de huidige aansprakelijkheid van ouders voor hun minderjarige kinderen uit te breiden. Op dit moment zijn ouders op grond van de wet risicoaansprakelijk (onvoorwaardelijk aansprakelijk) voor hun kinderen tot veertien jaar.  Daarnaast geldt een schuldaansprakelijkheid met omgekeerde bewijslast voor ouders van kinderen in de leeftijd van veertien en vijftien jaar. Dat betekent dat de ouders niet aansprakelijk zijn, indien zij bewijzen dat hen geen verwijt te maken is. Uit de rechtspraak volgt dat dit redelijk snel wordt aangenomen, waardoor ouders relatief gemakkelijk onder hun aansprakelijkheid uit kunnen komen. Zodra het kind de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, zijn de ouders niet langer aansprakelijk te houden voor hun kinderen.

Voorstel

Het voorstel van 2021 beoogt de huidige risicoaansprakelijkheid van ouders voor hun minderjarige kinderen tot veertien jaar te verruimen naar kinderen tot zestien jaar. Ouders worden dan dus onvoorwaardelijk aansprakelijk voor de schadeveroorzakende gedragingen van hun kinderen die de leeftijd van zestien jaar nog niet hebben bereikt. Daarnaast wordt een schuldaansprakelijkheid voorgesteld ten aanzien van kinderen in de leeftijd van zestien of zeventien jaar. Het primaire doel van dit voorstel is het creëren van een financiële prikkel voor de ouders om geweldpleging door het kind (jeugdcriminaliteit) te voorkomen, omdat ouders het dan in hun eigen portemonnee voelen. Ook het vergroten van de verhaalbaarheid van schade aan de zijde van de benadeelde wordt als doelstelling genoemd. Het kind zelf biedt vaak niet genoeg verhaal om de schade te vergoeden. Schadebedragen kunnen echter al snel hoog oplopen, waardoor ook ouders vaak niet over voldoende middelen beschikken om de (gehele) schade te vergoeden. Het is daarom van belang dat verzekeraars bereid zijn de verruimde risicoaansprakelijkheid mee te verzekeren, om daadwerkelijk de verhaalbaarheid te vergroten. Ten aanzien van het terugdringen van de jeugdcriminaliteit kan de vraag worden gesteld in hoeverre een verruiming van de kwalitatieve aansprakelijkheid effect zal hebben op de mate van jeugdcriminaliteit. De financiële prikkel is immers in feite alleen bedoeld voor de ouder die niet bereid is om het strafbare gedrag van zijn minderjarige kind te voorkomen. Bovendien is het de vraag in hoeverre het realistisch is om te denken dat ouders hun kinderen op die leeftijd nog kunnen weerhouden van bepaald (strafbaar) gedrag.

De toekomst?

Het eerdere wetsvoorstel is in 2015 afgewezen, maar met deze nieuwe sporen in de parlementaire geschiedenis is de discussie heropend. Bovendien wordt in de literatuur al gedurende lange tijd discussie gevoerd over de gewenste invulling van de kwalitatieve aansprakelijkheid van ouders. Dit advies aan de Tweede Kamer heeft tot op heden nog niet geleid tot een officieel wetsvoorstel, maar wij gaan ervan uit dat hier het laatste woord nog niet over is gezegd.