Voor een opdrachtgever of hoofdaannemer is niet altijd duidelijk wie er door de (onder)aannemers wordt ingeschakeld. Dat dat de nodige (financiële) risico’s met zich meebrengt, bleek laatst weer uit twee uitspraken van het Hof en van de rechtbank.

De opdrachtgever had een hoofdaannemer ingeschakeld voor de uitvoering van een herstelklus. De hoofdaannemer had daarvoor X ingeschakeld die op zijn beurt de klus liet uitvoeren door een zevental zzp-ers. Een niet ongebruikelijke constructie. Echter, één van deze zzp-ers liep in de uitvoering van het werk ernstig letsel op. In de procedure bij de rechtbank en later ook bij het Hof kwam de vraag aan de orde of de hoofdaannemer naast onderaannemer X hoofdelijk aansprakelijk was voor de door de zzp-er geleden schade. Op grond van de wet heeft een werknemer, maar ook een derde zoals de uitzendkracht en de zzp-er, de mogelijkheid om de werkgever en degene die voor de uitvoering van zijn werkzaamheden kiest voor ingeleend personeel, aansprakelijk te stellen.

Doorgaans is dit een kwestie voor de verzekeraars, maar de uitspraak van het hof laat zien dat er van de onderaannemer en de hoofdaannemer wel het een en ander wordt verwacht. Zo had de hoofdaannemer voorafgaand aan de start van de werkzaamheden de risico’s van het werk moeten inventariseren en die risico’s ook met de onderaannemer moeten bespreken. Daarbij hadden afspraken moeten worden gemaakt over de te nemen veiligheidsmaatregelen. Onderdeel van die afspraken had moeten zijn het toezicht op de naleving van de veiligheidsmaatregelen. De enkele afspraak dat de onderaannemer verantwoordelijk is voor de door hem ingeschakelde zzp-ers, ontsloeg de hoofdaannemer niet van zijn zorgplicht, zo oordeelde het hof. De aansprakelijkheid voor de schade van de zzp-er werd uiteindelijk over de hoofdaannemer en de onderaannemer verdeeld. Goede contractuele afspraken zijn derhalve essentieel.

Dezelfde zorg geldt voor de voldoening van het salaris van een ingeleende werknemer. Beveiligingsbedrijf (A) huurde beveiligingsbedrijf (B) in voor een opdracht van twee maanden. Meneer X heeft op deze klus gewerkt, maar geen salaris ontvangen. Na afloop van de klus heeft B zich uitgeschreven uit het Handelsregister. Meneer X heeft zowel B als A aansprakelijk gesteld voor de betaling van zijn loon. Op grond van de wet zijn de werkgever en de opdrachtgever voor wie de werkzaamheden worden verricht, hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van het loon. Dat is slechts anders als de opdrachtgever kan aantonen dat het hem niet kan worden verweten dat het loon niet is voldaan.

Een opdrachtgever kan zijn verwijtbaarheid beperken door te werken met aannemers die met een certificaat kunnen aantonen dat diens werknemers betaald worden conform de regels. Maar ook het opnemen van duidelijke en strikte afspraken hierover in de opdrachtovereenkomst, kan een bijdrage leveren aan het niet-verwijtbaar zijn. Daarnaast kunnen maatregelen achteraf zoals het uitvoeren van controles van de opdrachtgever worden verwacht.

In de uitspraak bij de rechtbank kwam de rechter niet toe aan de vraag of deze opdrachtgever welke goede zorg had betracht voor de betaling van de werknemers van zijn onderaannemer. Meneer X kon namelijk niet aantonen dat hij daadwerkelijk bij B in dienst was. De loonvordering van meneer X werd daarom afgewezen.

Deze uitspraken illustreren weer wat niet moet worden vergeten bij het maken van afspraken bij opdrachtverlening en aanneming van werk.