De handhaving van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (Wet DBA) is opgeschort tot 1 januari 2020 met uitzondering van de kwaadwillenden. Dat betekent dat er met name steekproefsgewijs wordt nagegaan in hoeverre opdrachtgevers en opdrachtnemers zich aan deze wetgeving houden en daadwerkelijke boeteoplegging niet aan de orde zal zijn. Het blijkt dat deze Wet DBA toch niet de beoogde duidelijkheid en zekerheid biedt die men voor ogen had toen de zogenoemde VAR verklaring werd afgeschaft. Wat gaan we dan de komende periode wel aan duidelijkheid zien voor de opdrachtgevers en opdrachtnemers die graag op zo goed mogelijke wijze zaken willen doen?

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid informeerde het kabinet een aantal weken geleden over de stand van zaken aangaande nieuwe maatregelen. Zo zal per 1 januari 2019 het criterium ‘gezag’ uit het arbeidsrecht worden verduidelijkt. Gezag is één van de belangrijkste criteria om te kunnen vaststellen of er al dan niet een dienstverband bestaat. Deze verduidelijking zal worden toegevoegd aan het handboek Loonheffingen van de Belastingdienst. Aan de hand van indicaties en voorbeelden, waarin gezag aan de orde is en contra-indicaties voor gezag zal worden getracht de nodige handvatten voor de opdrachtgevers en -nemers te verzorgen, zodat deze partijen zelf kunnen beoordelen of er sprake is van een gezagsverhouding. De nadruk daarbij ligt onder meer op de ondernemersvrijheid van de opdrachtnemer. In hoeverre is de opdrachtnemer in staat om zelf het werk in te delen, zijn werktijden te bepalen, het eigen werkmateriaal te gebruiken? Maar ook de duur van de opdracht en de (hoogte van de) beloning van de opdrachtnemer zullen een indicatie zijn voor het al dan niet bestaan van een gezagsverhouding. De tekst van de beoordeling gezagsverhouding is inmiddels beschikbaar op de website van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Daarnaast wordt het komende jaar gewerkt aan een webmodule voor de zogenoemde opdrachtgeversverklaring. Opdrachtgevers zullen binnen deze module diverse vragen moeten beantwoorden over de opdracht(en) die zij aan een opdrachtnemer willen verstrekken. Als op basis van deze vragen de conclusie kan worden getrokken dat er geen sprake is van een arbeidsrelatie, zal de webmodule een opdrachtgeversverklaring afgeven. Daarmee krijgt de opdrachtgever vooraf zekerheid van vrijwaring van loonheffing, premies werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet. Uiteindelijk is het daarvoor wel van belang dat opdrachtgever en opdrachtnemer in de uitvoering van de opdracht zullen werken conform de door de opdrachtgever ingevulde vragen. De verwachting is dat deze webmodule eind 2019 gereed zal zijn.

Ten slotte is er ook aandacht voor de zelfstandigen die tegen lage tarieven en langdurige opdrachten voor een opdrachtgever werkzaam zijn en de zelfstandigen die aan de bovenkant van de markt werkzaam zijn. De eerste groep zelfstandigen waarbij op regelmatige basis sprake is van schijnzelfstandigheid wenst het kabinet meer te beschermen. De criteria voor de afbakening zijn vooralsnog een laag tarief (€ 15 – € 18,- per uur) in combinatie met een lange duur van de opdracht of in combinatie met werkzaamheden die binnen het bedrijf als reguliere bedrijfsactiviteiten worden beschouwd. Voor deze groep zal, wanneer aan voornoemde criteria is voldaan, sprake zijn van een arbeidsovereenkomst bij laag tarief (ALT) met alle arbeidsrechtelijke bescherming van dien.

Voor de bovenkant van de markt beoogt men meer zekerheid te geven voor het zelfstandig ondernemerschap waarvoor bewust is gekozen. Opdrachtnemers kunnen daarom – samen met de opdrachtgever – kiezen voor een opt-out regeling. De tariefgrens hiervoor ligt thans op € 75,- per uur voor een opdracht die korter duurt dan een jaar of niet de reguliere bedrijfsactiviteiten van de opdrachtgever betreft. Opdrachtgever en opdrachtnemer kunnen vervolgens verklaren dat zij ervoor kiezen dat de opdrachtnemer niet als verzekerde voor de werknemersverzekeringen wordt beschouwd. De opdrachtgever is als gevolg daarvan gevrijwaard van de inhouding en afdracht van loonheffing en de betaling van premies voor de werknemersverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet. Blijkt tijdens de fiscale controle dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor deze opt-out dan zal met terugwerkende kracht alsnog een naheffing van voornoemde afdrachten en betalingen plaatsvinden.

Voor beide regelingen heeft de minister aangegeven te verwachten dat de betreffende wetgeving per 1 januari 2021 in werking kan treden. Voorafgegaan door een internetconsultatie in de eerste helft van 2019. Tot die tijd zal de verduidelijking van het gezagscriterium tot meer (voorlopige) zekerheid moeten bieden.