Vanaf juli 2024 heerst er grote onrust onder zowel zelfstandigen als hun opdrachtgevers. Dit komt doordat het handhavingsmoratorium per 1 januari 2025 afloopt, waarna de Belastingdienst zal gaan handhaven op schijnzelfstandigheid volgens de Wet Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (Wet Vbar). Connie Maathuis, directeur van de Vereniging Zelfstandigen Nederland, waarschuwt voor de ingrijpende gevolgen, mede door de onduidelijkheid over hoe deze handhaving in de praktijk zal plaatsvinden. Maathuis roept de Tweede Kamer en betrokken bewindspersonen dan ook op om snel meer duidelijkheid te verschaffen. Maar wat betekenen het handhavingsmoratorium, de Wet VBAR en schijnzelfstandigheid precies? En waar moeten zelfstandigen en opdrachtgevers rekening mee houden?

Het wetsvoorstel voor de Wet Vbar is opgesteld naar aanleiding van een uitspraak van de Hoge Raad op 24 maart 2023 in de zogenoemde Deliveroo-zaak. De Hoge Raad oordeelde dat er, gezien de beperkte mogelijkheid van vervanging voor de bezorgers en de rol van de vrijheden in het werk, geen sprake was van een opdrachtovereenkomst maar een arbeidsovereenkomst. Deze uitspraak kreeg veel publiciteit en trok mede de aandacht van de wetgever, waarna op 3 juli 2024 een aangepast wetsvoorstel voor de Wet Vbar is gepubliceerd.

In oktober 2023 verscheen er al een conceptvoorstel, dat nu op enkele punten is aangepast. Voor deze verduidelijking is gebruikgemaakt van de WZOP-toets en een uurtarief in verband met het rechtsvermoeden. Het doel van dit wetsvoorstel is om te verduidelijken of werk door een zelfstandige of door een werknemer moet worden verricht, om zo schijnzelfstandigheid terug te dringen.

Schijnzelfstandigheid is een situatie waarin iemand als ondernemer een opdracht aanneemt, maar in werkelijkheid in loondienst is. Als uit de feitelijke omstandigheden blijkt dat aan de kenmerken van een arbeidsrelatie (arbeid, loon en gezag) wordt voldaan, wordt de relatie als arbeidsrelatie bestempeld, ongeacht wat de betrokken partijen aanvankelijk hebben afgesproken.

WZOP-toets

Het wetsvoorstel introduceert, zoals eerder genoemd, de WZOP-toets. Hierbij staat de W voor werknemerschap, de Z voor zelfstandigheid en OP voor ondernemerschap.

  • Werknemerschap houdt in dat de werkende werkinhoudelijke instructies en organisatorische sturing van de werkgever krijgt. Dit omvat aanwijzingen van de werkgever, controle en ingrijpen door de werkgever maar ook samenwerken met werknemers die soortgelijk werk doen. Ook het aanvragen van vakantie, het hebben van werktijden en ziekmeldingsprotocollen hoort bij het werknemerschap.
  • Zelfstandigheid betekent werken voor eigen rekening en risico. Dit blijkt voornamelijk uit de verantwoordelijkheid voor eigen gereedschap en materialen, het bezit van een specifieke opleiding en werkervaring die de organisatie zelf niet heeft, het zelfstandig werken en een korte opdrachtduur en/of beperkt aantal uren werk per week. Als zelfstandige ben je dus financieel onafhankelijk ten aanzien van de opdrachtgever en mag je zelf bepalen hoe en wanneer je werkt. Dit betekent dan ook dat je geen vast salaris ontvangt, maar wordt betaald op basis van de opdrachten die je uitvoert.
  • Ondernemerschap houdt in dat de werkende meerdere opdrachtgevers per jaar heeft, tijd en/of geld investeert in reputatie en klantwerving en bedrijfsinvesteringen doet.

Ondanks dat er een opdracht is gegeven aan een zelfstandige, kan het juridisch gezien toch zo zijn dat de werkende onder de voorwaarden van een werknemer valt. Voor ondernemers die met zelfstandigen werken, is het daarom essentieel goed te toetsen of er in hun organisatie daadwerkelijk zelfstandigen werkzaam zijn, of dat deze werkenden toch als werknemers moeten worden gekwalificeerd.

Rechtsvermoeden

Het wetsvoorstel introduceert ook een (extra) rechtsvermoeden voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst. Een rechtsvermoeden houdt in dat een werknemer vermoedelijk recht heeft op een arbeidsovereenkomst of een bepaalde arbeidsomvang binnen een arbeidsovereenkomst. In de basis wordt er getoetst op basis van de componenten arbeid, loon en gezag om te bepalen of er sprake was van een arbeidsovereenkomst. Met dit wetsvoorstel introduceert het kabinet een (extra) rechtsvermoeden bestaande uit een uurtarief van € 32,24. Als een werkende een uurloon heeft van € 32,24 of lager is dat een (extra) aanwijzing dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst en kan dat worden gebruikt om een arbeidsovereenkomst te claimen.

Het rechtsvermoeden heeft uitsluitend civielrechtelijke werking. Dit houdt in dat het rechtsvermoeden alleen geldt tussen de werkende en de werkgever en een derde hier geen beroep op kan doen.

Omdat het rechtsvermoeden uitsluitend civielrechtelijk werkt, kunnen het UWV, de Belastingdienst en de Arbeidsinspectie zich niet beroepen op het rechtsvermoeden. Zij moeten een eigen onderzoek instellen naar de kwalificatie van een arbeidsrelatie op basis van arbeid, loon en gezag. Deze instanties mogen wel de rechterlijke uitspraak meenemen in hun onderzoek.

Handhaving

Sinds mei 2016 geldt voor de Belastingdienst een handhavingsmoratorium. Dit moratorium biedt opdrachtgevers en zzp’ers meer duidelijkheid over de regels, zonder directe handhaving zoals een boete. De Belastingdienst moet terughoudend zijn en eerst een waarschuwing geven, behalve bij kwaadwilligheid of als opdrachtgevers niet meewerken aan het herstel van de arbeidsrelatie, waarbij boetes of naheffingen mogelijk zijn.

Met de komst van de Wet Vbar wordt het moratorium per 1 januari 2025 afgeschaft. De Belastingdienst verwacht geen grote veranderingen in de handhaving, behalve dat de waarschuwing vervalt en er direct wordt gehandhaafd. Dat kan betekenen dat organisaties vóór 1 januari 2025 alleen nog een waarschuwing kregen bij overtreding, maar vanaf 1 januari 2025 een boete. Deze boetes kunnen varieren van € 5.000,- tot € 10.000,- per overtreding. Dat kan vervolgens aanleiding zijn voor de werkende om ook bij de rechter een arbeidsovereenkomst te laten vaststellen.

Hoe verder?

Het kabinet is van mening dat een rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst gekoppeld aan een uurtarief een effectieve manier is om kwetsbare werkenden een betere rechtspositie te bieden. Morgen, tijdens Prinsjesdag, zal de Wet Vbar centraal staan in de parlementaire besprekingen. Het is een belangrijk moment voor zowel werkgevers als werknemers, aangezien de uitkomsten van dit debat bepalend zullen zijn voor de toekomst van flexibele arbeidsvormen en de positie van zzp’ers in Nederland.

Ben je een ondernemer en twijfel je over de rechtspositie van je zpp-ers? Of ben jij een zelfstandige, maar denk je recht te hebben op een arbeidsovereenkomst? Neem gerust contact met ons op; wij zullen je vakkundig adviseren.