In Nederland trouwen de meeste mensen voor de wet, het zogenaamde burgerlijke huwelijk. Dit is een rechtsgeldig huwelijk en je wordt bij de burgerlijke stand geregistreerd als gehuwd. De rechter kan op eenzijdig of gezamenlijk verzoek de echtscheiding uitspreken van het burgerlijke huwelijk. Het is ook mogelijk om te trouwen naar religieuze wetgeving waardoor we spreken van een religieus huwelijk. Religieuze huwelijken zijn in Nederland echter niet rechtsgeldig en de nederlandse rechter is niet bevoegd om de echtscheiding van het religieuze huwelijk uit te spreken. Maar welke rol kan de Nederlandse rechter wel hebben bij een echtscheiding van een religieus huwelijk?

Kenmerkend bij religieuze huwelijken is dat de vrouw volgens het religieuze recht de medewerking van de man nodig heeft om het religieuze huwelijk te ontbinden terwijl de man dit weigert. Door deze opstelling van de man blijft de vrouw gevangen in een religieus huwelijk. De rechter kan dan een oordeel geven over deze huwelijkse gevangenschap.

De rechter kan de man veroordelen zijn medewerking te verlenen aan de echtscheiding van het religieuze huwelijk eventueel met oplegging van een dwangsom. De grondslag van deze veroordeling is gelegen in een onrechtmatige daad.
Of er sprake is van een onrechtmatige daad hangt af van de omstandigheden van het geval. Hierbij is van belang in welke mate de vrouw wordt beperkt in haar verdere levensmogelijkheden tegenover de bezwaren van de man tot medewerking van de echtscheiding van het religieuze huwelijk.

Voor de vrouw vormt het voortbestaan van het religieuze huwelijk vaak een beletsel in haar sociale omgeving om een nieuwe relatie aan te gaan of een nieuw religieus huwelijk te sluiten. Ook kan in andere landen het voortbestaan van het religieuze huwelijk rechtsgevolgen hebben waardoor de man bepaalde rechten kan opeisen over bijvoorbeeld de kinderen die hem in Nederland niet toekomen. Verder kan de vrouw worden vervolgd in het buitenland voor bijvoorbeeld bigamie of overspel als zij een nieuwe relatie aangaat terwijl zij nog een religieus huwelijk heeft. Ook kan het zo zijn dat de vrouw het land niet mag verlaten zonder toestemming van de man.

Bij de bezwaren van de man moet je denken aan dat de man niet wilt scheiden of dat hij hoopt op verzoening. Ook was een bezwaar bekend uit de rechtspraak dat de man onvoldoende werd betrokken bij de opvoeding van de kinderen. Verder stelde de man als bezwaar voorwaarden zoals dat de man de bruidsgift en de gouden sieraden wilde alvorens zijn medewerking te verlenen of dat de vrouw eerst moest meewerken aan de echtscheiding van het burgerlijke huwelijk. Al deze genoemde bezwaren waren echter onvoldoende en het belang van de vrouw woog zwaarder.

Uit de rechtspraak blijkt dat de rechter bij een huwelijkse gevangenschap bijna altijd oordeelt dat de man zijn medewerking moet verlenen aan de ontbinding van de religieuze echtscheiding en dat zijn bezwaren worden afgewezen. Hiermee geeft de rechtspraak een duidelijk signaal af, namelijk dat huwelijkse gevangenschap van de vrouw niet van deze tijd is en in strijd is met fundamentele vrijheden.