De Wet Introductie Gecombineerde Geslachtsnaam: een kritische blik een jaar na inwerkingtreding

Sinds 1 januari 2024 hebben ouders in Nederland de mogelijkheid om hun kind een gecombineerde geslachtsnaam te geven dankzij de Wet Introductie Gecombineerde Geslachtsnaam (WIGG). Dit houdt in dat een kind de achternamen van beide ouders kan dragen, bijvoorbeeld “Jansen De Vries”. Het doel van deze wet was om meer keuzevrijheid te bieden en de gelijkwaardigheid tussen ouders te bevorderen. Nu de wet ruim een jaar in werking is en de overgangsregeling recent is afgelopen, is het tijd om de balans op te maken. Wat heeft de WIGG tot nu toe opgeleverd? En voldoet de wet aan de verwachtingen?

Wat regelt de WIGG precies?

De WIGG geeft ouders de optie om samen een gecombineerde geslachtsnaam voor hun kind te kiezen. Deze keuze kan worden vastgelegd bij het erkennen van een (ongeboren) kind, bij een huwelijk of bij het aangaan van een geregistreerd partnerschap. De keuze wordt officieel gemaakt via een akte van naamskeuze bij de burgerlijke stand. Cruciaal hierbij is dat beide ouders het eens moeten zijn over de naam.

Als ouders geen keuze maken of het niet eens worden, bepaalt de wet automatisch de achternaam van het kind. Bij een huwelijk of geregistreerd partnerschap krijgt het kind de achternaam van de vader, terwijl het bij ongehuwde of niet-geregistreerde partners de achternaam van de moeder krijgt. Deze zogenoemde vangnetnorm is een belangrijke pijler van de wet, maar blijkt in de praktijk juist een bron van kritiek.

De overgangsregeling: een gemiste kans?

Voor kinderen geboren op of na 1 januari 2016 konden ouders tot 1 januari 2025 alsnog een gecombineerde geslachtsnaam kiezen. Deze regeling gaf inzicht in de uitdagingen van de nieuwe wet. Veel ouders die geen overeenstemming konden bereiken, probeerden via de rechter vervangende toestemming te verkrijgen. Rechtbanken waren eensgezind: de wet biedt geen grondslag voor vervangende toestemming. Het gaat namelijk niet om een gezagskwestie. Zonder gezamenlijke verklaring van beide ouders kan er geen gecombineerde geslachtsnaam worden toegekend.

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft ook geoordeeld dat het Nederlandse systeem niet strijdig is met internationale mensenrechten, zoals vastgelegd in het EVRM en het IVRK. Toch roept deze interpretatie veel vragen op, met name over de positie van ouders die niet op goede voet met elkaar staan.

Een onevenwichtige wet?

Een veelgehoorde klacht is dat de wet geen rekening houdt met conflicterende situaties. In gevallen waarin een van de ouders niet wil meewerken, blijft de vangnetnorm van kracht. Men ervaart dit als oneerlijk, omdat zij afhankelijk is van de instemming van de andere ouder voor een gecombineerde achternaam.

De wetgever lijkt te hebben verondersteld dat ouders altijd gezamenlijk een naamskeuze kunnen maken, maar de praktijk toont aan dat dit vaak niet het geval is. In situaties van echtscheiding, conflict of wanneer de vader geen betrokken rol speelt, lopen ouders vast. Deze impasse was zichtbaar tijdens de overgangsregeling en zal naar verwachting blijven bestaan.

Is er een oplossing?

Wij zijn van mening dat de WIGG in zijn huidige vorm tekortschiet. De wet biedt geen mogelijkheid om geschillen aan de rechter voor te leggen, waardoor veel ouders buiten spel worden gezet. Wat is de waarde van een wet als deze in veel gevallen niet effectief kan worden toegepast?

Een mogelijke oplossing zou zijn om de keuzevrijheid uit te breiden met een tenzij-bepaling: ouders kunnen kiezen voor een gecombineerde geslachtsnaam, tenzij er geen overeenstemming is. In dat geval is er ruimte voor een belangenafweging door de rechter.

Conclusie: valse hoop voor veel ouders

Hoewel de WIGG een nobel doel nastreeft, lijkt de wet vooral van toepassing op een beperkte groep ouders die in harmonie samen een keuze maken voor de geslachtsnaam van hun kind. Voor de groep ouders waarbij dit niet het geval is, biedt de wet geen oplossing. Dit resulteert niet alleen in frustratie, maar ook in een gemiste kans om meer gelijkheid en flexibiliteit te realiseren.

Wij roepen de wetgever op om de balans op te maken en te overwegen of aanpassingen nodig zijn. Want een wet die geen ruimte biedt voor geschillen, schept vooral valse hoop – en dat kan nooit de bedoeling zijn geweest. In dat geval had het beter als een extra keuzemogelijkheid bij de gemeente geïntroduceerd kunnen worden, in plaats van in de vorm van een wet.

Vragen over dit onderwerp?

Wil je hier meer over weten? Neem dan gerust contact met ons op.