Onze juridisch medewerker Fleur Hartman schreef haar scriptie over de risicoaansprakelijkheid van ouders voor minderjarige kinderen.

Huidige kader

De mate van jeugdcriminaliteit in Nederland heeft de wetgever ertoe aangezet om ouders meer aan te spreken op het schadeveroorzakende gedrag van hun minderjarige kinderen. In 2021 is een rapport gepubliceerd waarin de juridische mogelijkheden hieromtrent zijn onderzocht. Eén van deze mogelijkheden betreft een verruiming van de huidige kwalitatieve aansprakelijkheid van ouders ten aanzien van onrechtmatige gedragingen van hun minderjarige kinderen. Dit voorstel is voorgelegd aan de Tweede Kamer. In 2009 is al eerder een wetsvoorstel ingediend dat beoogde de huidige aansprakelijkheid van ouders voor hun minderjarige kinderen uit te breiden. Op dit moment zijn ouders op grond van de wet risicoaansprakelijk (onvoorwaardelijk aansprakelijk) voor hun kinderen tot veertien jaar.  Daarnaast geldt een schuldaansprakelijkheid met omgekeerde bewijslast voor ouders van kinderen in de leeftijd van veertien en vijftien jaar. Dat betekent dat de ouders niet aansprakelijk zijn, indien zij bewijzen dat hen geen verwijt te maken is. Uit de rechtspraak volgt dat dit redelijk snel wordt aangenomen, waardoor ouders relatief gemakkelijk onder hun aansprakelijkheid uit kunnen komen. Zodra het kind de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt, zijn de ouders niet langer aansprakelijk te houden voor hun kinderen.

Voorstel

Het voorstel van 2021 beoogt de huidige risicoaansprakelijkheid van ouders voor hun minderjarige kinderen tot veertien jaar te verruimen naar kinderen tot zestien jaar. Ouders worden dan dus onvoorwaardelijk aansprakelijk voor de schadeveroorzakende gedragingen van hun kinderen die de leeftijd van zestien jaar nog niet hebben bereikt. Daarnaast wordt een schuldaansprakelijkheid voorgesteld ten aanzien van kinderen in de leeftijd van zestien of zeventien jaar. Het primaire doel van dit voorstel is het creëren van een financiële prikkel voor de ouders om geweldpleging door het kind (jeugdcriminaliteit) te voorkomen, omdat ouders het dan in hun eigen portemonnee voelen. Ook het vergroten van de verhaalbaarheid van schade aan de zijde van de benadeelde wordt als doelstelling genoemd. Het kind zelf biedt vaak niet genoeg verhaal om de schade te vergoeden. Schadebedragen kunnen echter al snel hoog oplopen, waardoor ook ouders vaak niet over voldoende middelen beschikken om de (gehele) schade te vergoeden. Het is daarom van belang dat verzekeraars bereid zijn de verruimde risicoaansprakelijkheid mee te verzekeren, om daadwerkelijk de verhaalbaarheid te vergroten. Ten aanzien van het terugdringen van de jeugdcriminaliteit kan de vraag worden gesteld in hoeverre een verruiming van de kwalitatieve aansprakelijkheid effect zal hebben op de mate van jeugdcriminaliteit. De financiële prikkel is immers in feite alleen bedoeld voor de ouder die niet bereid is om het strafbare gedrag van zijn minderjarige kind te voorkomen. Bovendien is het de vraag in hoeverre het realistisch is om te denken dat ouders hun kinderen op die leeftijd nog kunnen weerhouden van bepaald (strafbaar) gedrag.

De toekomst?

Het eerdere wetsvoorstel is in 2015 afgewezen, maar met deze nieuwe sporen in de parlementaire geschiedenis is de discussie heropend. Bovendien wordt in de literatuur al gedurende lange tijd discussie gevoerd over de gewenste invulling van de kwalitatieve aansprakelijkheid van ouders. Dit advies aan de Tweede Kamer heeft tot op heden nog niet geleid tot een officieel wetsvoorstel, maar wij gaan ervan uit dat hier het laatste woord nog niet over is gezegd.