Indien een rechter oordeelt dat er teveel kinderalimentatie is betaald kan dit leiden tot terugbetaling van kinderalimentatie. Het verzoek tot terugbetaling van kinderalimentatie wordt niet vaak toegewezen omdat er vanuit wordt gegaan dat de kinderalimentatie al is geconsumeerd en ten goede is gekomen aan de kinderen.
Rechters maken terughoudend gebruik van een beslissing waarin kinderalimentatie met terugwerkende kracht wordt herzien. Hierdoor kan er namelijk terugbetaling aan de orde zijn wat grote gevolge kan hebben voor de alimentatieontvanger. Er wordt beoordeeld of terugbetaling in redelijkheid van de alimentatieontvanger verlangd kan worden. Indien de alimentatieontvanger hele lage inkomsten heeft wordt terugbetaling meestal niet toegewezen. Dit was anders in een opmerkelijke beschikking van het Gerechtshof Den Bosch van 18 januari 2018.

Zowel de man als de vrouw hebben een uitkering volgens de participatiewet. Als je op uitkeringsniveau leeft is er geen draagkracht voor betaling van kinderalimentatie. De man diende volgens de beschikking van de rechtbank in dit geval toch kinderalimentatie te betalen aan de vrouw voor hun twee kinderen. De vrouw heeft vervolgens via het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdrage (LBIO) beslag laten leggen op de uitkering van de man en er werden al gelden geïnd. (Het LBIO is een deurwaarder maar dan specifiek voor onderhoudsbijdragen). De man heeft beroep ingesteld tegen deze beschikking van de rechtbank bij het gerechtshof Den Bosch.

Omdat de vrouw een uitkering ontvangt wordt de door de vrouw ontvangen kinderalimentatie in mindering gebracht op haar uitkering. Hierdoor is deze kinderalimentatie niet (extra) aan de kinderen ten goede gekomen. Indien de vrouw kinderalimentatie moet terugbetalen betekent dit dat zij over die periode een te lage uitkering heeft ontvangen. De gemeente dient over te gaan tot aanvulling van de uitkering van de vrouw.
Bij de man is de kinderalimentatie in mindering gebracht op zijn uitkering terwijl hij hiervoor geen draagkracht had en heeft.
Het hof heeft geoordeeld dat de teveel betaalde kinderalimentatie door de vrouw moet worden terugbetaald aan de man.

De rechtbank had in deze überhaupt niet mogen overgaan tot het opleggen van kinderalimentatie aan de man aangezien hij een uitkering ontving en nog steeds ontvangt. In die zin is het terecht dat de betaalde kinderalimentatie terug moet worden betaald aan de man. De man kon hier immers niet voor gecompenseerd worden en leefde hierdoor onder het bestaansminimum.

De vrouw daarentegen kan de gemeente verzoeken om aanvulling van haar uitkering over deze periode en kan dus wel compensatie krijgen. Het is dus heen en weer schuiven van gemeenschapsgelden. Zolang deze (foutieve)beschikking van de rechtbank bestaat houdt de gemeente het vastgestelde bedrag aan kinderalimentatie in op de uitkering van de vrouw, ook indien de man dit niet vrijwillig betaald aan de vrouw. De vrouw werd dus gedwongen om via het LBIO de kinderalimentatie te innen waardoor de man werd gedwongen in beroep te gaan. Een rare situatie als je het mij vraagt!